28.09.19 | Oh, happy day

Bijna negen maanden lang droeg ik hem in mijn buik. Al die tijd waren we ons er sterk van bewust dat hij het mooiste was dat ons ooit was overkomen. Ons eigen klein, groot gelukske. Maar wisten wij veel hoe groot dat geluk uiteindelijk echt was. Hoe verliefd we zouden zijn op hem en op elkaar. En hoeveel mooier de wereld zou zijn met hem erin …


Ik had werkelijk een droomzwangerschap. Geen ochtendmisselijkheid – halleluja! – of rare eetgewoonten, en ook de andere kwaaltjes staken slechts kortstondig of zelfs helemaal niet de kop op. Manlief en ik hebben intens genoten van de tijd waarin mijn buik groeide, van de schopjes en hikjes waarop ons gelukske ons met de regelmaat van de klok trakteerde, en van de voorbereidingen die we samen konden treffen. Elke keer we op babydate gingen bij de gynaecoloog, werden we weer dat tikkeltje meer gerustgesteld: ons gelukske deed het prima daar vanbinnen en hij groeide helemaal zoals de dokter dat van hem verwachtte. Op 2 september gingen manlief en ik weer op controle bij de gynaecoloog. Niets nieuws, en toch was in de wachtkamer de spanning al te snijden. Want ik had de laatste dagen vaker last van pijnlijke harde buiken, beduidend meer dan voorheen. Ook het langdurig zitten aan mijn bureau ging mij niet zo goed meer af. Ik was dus erg benieuwd wat er binnenin gaande was, en wat het verdict van de gynaecoloog zou zijn …

Al snel bleek dat de lichte spanning die ik voelde niet ongegrond was. Ik had op mijn 35 weken + 1 al ontsluiting en het hoofdje van de baby bleek al ingedaald te zijn. Enerzijds was dat goed nieuws, het moment waarop we ons gelukske zouden ontmoeten kwam op die manier wel erg dichtbij. Anderzijds verontrustte het de gynaecoloog, ze zag me liever de termijn van 37 weken halen. Het gewicht en de lengte van de baby zaten wel perfect op schema, maar hij zou nog in de couveuse moeten blijven als hij nu al zou komen. Omdat de dokter het voor iedereen beter vond om gezellig samen te cocoonen op 1 kamer, raadde ze me aan om me tot 15 september rustig te houden. De planning van mijn zwangerschapsverlof viel op die manier in duigen: terwijl ik gepland had om door te werken tot en met 13 september, werd ik nu aangeraden om mijn verlof meteen te laten ingaan. Hoewel ik nog heel wat op mijn to do lijst had staan, besloot ik om de raad van de gynaecoloog op te volgen. Ik bracht de volgende ochtend mijn collega’s in de uitgeverij op de hoogte, en bracht zo snel mogelijk de hele papierwinkel – en oh jee, dat bleek heel wat te zijn – in orde.

De twee weken die volgden, bracht ik vooral door in de zetel. Ik wilde echt graag de 37 weken halen, dus deed ik enkel het hoogstnodige in het huishouden en was vooral Netflix mijn beste vriend. Alle voorbereidingen waren immers al gebeurd: de doopsuiker stond klaar, de (meeste) adressen voor de geboortekaartjes waren verzameld en op de enveloppen geschreven, en zowel mijn eigen valiesje als dat van de baby stonden klaar. De dagen gingen tergend traag voorbij, maar elke dag die ik door geraakte zonder tekenen dat de bevalling was begonnen, was er eentje die me dichter bij die 37 weken bracht. Je kunt je dus wel voorstellen dat ik op 15 september licht euforisch was: ik had het gehaald en mocht terug wat mobieler zijn! Yay! Bovendien waren zowel de gynaecoloog als ikzelf er bij de controle op de zestiende rotsvast van overtuigd dat het nu echt niet lang meer zou duren vooraleer ons gelukske van zich zou laten horen …

En dus wachtten we vol spanning en elke dag een tikkeltje ongeduldiger af. Bij elk krampje hoopte ik dat dat het eerste teken zou zijn dat de bevalling zou inzetten. Wanneer ik voorweeën kreeg, hield ik de tijd die ertussen zat nauwkeurig in de gaten. Maar nee, er was geen regelmaat in te vinden. En zo werden 37 weken er al snel 38. Stilaan leek het erop dat de gynaecoloog geen gelijk zou krijgen: ze had ons op 35 weken al gezegd dat ik oktober niet zou halen, maar toch naderde het einde van de maand september. Intussen was ik het wachten grondig beu, en dat kreeg manlief dagelijks meer dan eens te horen … Hoewel ik me probeerde af te leiden met kleine uitstapjes naar de plaatselijke horeca met de mama, leken de uren en dagen voorbij te kruipen. Ik weet het, ik had mijn uitgerekende datum nog niet eens bereikt, en ik had naast de gewone ongemakken die mijn dikke buik met zich meebracht geen noemenswaardige klachten, dus ik had eigenlijk geen reden tot klagen. Maar doordat de gynaecoloog me op 35 weken al had gezegd dat ons gelukske zich vroeger dan berekend zou aankondigen en ik al wekenlang thuis zat, kon ik haast niet meer wachten om hem te ontmoeten. De bevalling schrikte me dan ook niet af, integendeel: ik keek er ontzettend naar uit. Ik wist dat ik pijn zou hebben, maar ik keek zó uit naar het moment waarop ik ons gelukske voor het eerst zou horen, zien en voelen.

In de nacht van donderdag 26 op vrijdag 27 september dacht ik dat het zover zou zijn. De hele nacht door werd ik geplaagd door voorweeën, die zelfs na een paar uur aanhouden jammer genoeg nog steeds geen regelmaat hadden. Vrijdagochtend viel de hele boel zelfs stil. Ik had de hele nacht geen oog dichtgedaan en was doodop, dus besloot ik om het die dag heel rustig aan te doen en een beetje bij te slapen. Vrijdagavond had ik nog een paar harde buiken, maar voor de rest leek het alsof alles binnenin mijn buik heel rustig was. Ik was er dan ook van overtuigd dat het niet voor die nacht of de volgende dag zou zijn, en met die woorden stelde ik manlief gerust: we zouden nog minstens één keer kunnen uitslapen. We bleven net iets langer op om samen van onze avond te genieten en kropen rond 1 uur samen onder de wol.

Rond 3 uur werd ik wakker voor een toiletbezoek. Niets ongewoons met een baby die constant op mijn blaas duwde. Eenmaal op toilet voelde ik een enorme steek in mijn onderbuik. Ik wist meteen dat dit geen gewone harde buik was, dit was een wee! Een euforisch gevoel overviel me, samen met de hoop dat het niet bij deze ene wee zou blijven. Dat gevoel maakte echter al snel plaats voor lichte paniek wanneer ik zag dat het water van het toilet helderrood was gekleurd. Ik had een bloeding, en ik wist niet wat dat kon betekenen. In mijn hoofd kon de bevalling op twee manieren beginnen: mijn water zou breken of ik zou weeën krijgen. Dit scenario had ik nooit eerder bedacht. Ik propte snel wat toiletpapier tussen mijn benen en strompelde – met die prop papier in combo met die dikke buik en de wee die nog nazinderde was gewoon stappen even geen optie – naar de slaapkamer, waar ik manlief wekte met de woorden: ‘Bel naar de materniteit, ik heb een bloeding!’ Achteraf bekeken waren die woorden perfect gekozen om hem in dezelfde panische toestand als ikzelf te brengen, maar manlief bleef er verbazingwekkend rustig onder. Ook op de materniteit was er geen reden tot paniek, de vroedvrouw die aan de andere kant van de lijn zat zei manlief met rustige stem om naar het moederhuis te komen. Daar zouden ze dan verder kijken wat dit alles precies betekende. We sprongen als het ware in onze kleren – ik met mijn dikke buik nét iets minder snel dan mijn wederhelft – en checkten of we alles mee hadden. Terwijl ik de laatste spullen bij elkaar zocht, besefte ik plots dat het nu ‘voor echt’ zou zijn. We zouden met z’n tweeën naar het ziekenhuis rijden, en binnen een paar dagen zouden we met z’n drieën naar huis komen. En die gedachte alleen al stelde me gerust. Het maakte dat de paniek die ik een paar minuten voordien voelde stilaan wegebde om plaats te maken voor een goeie dosis gezonde spanning. We lieten het hondje nog eens buiten, laadden de laatste spullen in de auto, en vertrokken dan richting Herentals.

Er was door het late uur zo goed als geen verkeer op de baan, wat maakte dat manlief rustig naar Herentals kon rijden. Hij parkeerde de auto op de parking van de spoedafdeling, haalde de valiesjes van de baby en van mij uit de koffer en samen meldden we ons aan bij de balie op spoed. Samen met de verpleegster van de spoedafdeling wandelden we – of beter gezegd: hij wandelde, ik waggelde – naar de materniteit, waar de vroedvrouw die manlief eerder aan de lijn had ons opving. We werden meteen verloskamer 3 in geloodst, waar ik een kort relaas van de feiten uit de doeken deed. De vroedvrouw kon al snel besluiten dat ze er relatief zeker van was dat ik in arbeid was. Oef, het was dus geen vals alarm, we zouden niet terug naar huis gestuurd worden … Wanneer ze mijn ontsluiting controleerde, kwam er verrassend nieuws: ik zat namelijk al op 6 centimeter! Ik was al over de helft, en ik had nog niet eens echt pijnlijke weeën gehad. ‘Jullie kunnen er al zeker van zijn dat jullie vandaag mama en papa zullen worden’, lachte de vroedvrouw. En dat klonk werkelijk als muziek in onze oren …

Nu zou het deel van het verhaal moeten komen waarin ik het uitschreeuw van de pijn. Waarin ik wee na wee wens dat het allemaal snel voorbij mag zijn. Waarin ik al snel vraag om de epidurale verdoving, die ik normaal gezien van mijn neuroloog zou moeten krijgen om er zeker van te zijn dat de pijn me niet teveel zou uitputten. Maar ons verhaal liep anders … Want ik schreeuwde het niet uit van de pijn, maar kon met de ademhalingsoefeningen die ik leerde tijdens de lessen zwangerschapsyoga, de tips die de vroedvrouw gaf, en met manlief aan mijn zij de pijn van elke wee goed opvangen. Ik vroeg niet om de epidurale verdoving, want na overleg met de vroedvrouw besliste ik dat het ook zonder kon. Ik had immers al 6 centimeters ontsluiting, en ik recupereerde nog prima tussen de weeën door. Bovendien vond ik dat de pijn die ik voelde nog draaglijk was en had ik niet het gevoel dat die me uitputte. Ik wenste niet dat het snel voorbij mocht zijn, maar had het gevoel dat de tijd voorbij vloog. Het enige waarop ik wachtte, was het breken van mijn vliezen. De vroedvrouw zei dat er veel druk op mijn vliezen stond, en dat ze elk moment spontaan zouden breken. Maar wanneer ik aan 8 centimeter ontsluiting zat en dat nog steeds niet was gebeurd, besloot de vroedvrouw samen met haar opvolgster – het was intussen ochtend, dus was het tijd voor de shiftwissel – dat ze mijn vliezen dan maar zelf zouden moeten breken. Van zodra ze dat probeerden, werd duidelijk waarom ons gelukske zich niet eerder had aangekondigd: ik had blijkbaar best taaie vliezen. Zelfs met de vliezenbreker bleek het niet zo simpel te zijn om ze te breken. Maar wanneer dat eenmaal toch lukte, voelde ik meteen dat alles binnenin in een stroomversnelling – letterlijk en figuurlijk – kwam. De vroedvrouw voelde mee wat er binnenin gebeurde bij de volgende wee, en zei al snel: ‘Het hoofdje zit goed en we hebben 10 centimeter. Ik ga de gynaecoloog bellen en we gaan beginnen persen.’

Oh my god, nu ging het dus echt gaan gebeuren. We zouden ons gelukske nu heel snel in onze armen kunnen sluiten. De vroedvrouw belde de gynaecoloog op, trof nog enkele voorbereidingen en legde me dan rustig uit wat ik zou moeten doen. En vooral hoe ik dat zou moeten doen: bij het begin van een wee diep ademhalen, kin tegen borstkas, knieën vastnemen en dan persen. Normaal gezien zou ik dat tijdens elke wee een drietal keer kunnen herhalen, om dan tussen de persweeën door even op adem te komen. Bij de eerste wee werd meteen duidelijk dat het niet mijn hoofd, maar mijn lichaam was dat perfect wist wat het moest doen. Ik vond het onvoorstelbaar hoe sterk mijn lichaam plots bleek te zijn. Hoewel ik had verwacht dat mijn lijf na een aantal keer persen doodop zou zijn, leek het wel alsof mijn lichaam bij elke keer dat ik perste, bij elke millimeter dat ik ons kindje voelde indalen, meer en meer kracht had. Na een aantal weeën wenkte de vroedvrouw manlief om te gaan kijken. ‘We zien de haartjes al!’, zei ze. Die woorden zorgden voor de eerste tranen. Haartjes! Ons kindje had haartjes! Met die wetenschap werd alles plots zo echt, hoe onwerkelijk het ook leek: het was nu nog maar een kwestie van minuten vooraleer we ons kindje zouden kunnen knuffelen. Niet veel later kwam de gynaecoloog aan, en ze staakte haar gezellige babbeltje met ons al snel wanneer ze een blik tussen mijn benen wierp. Met de woorden ‘Wauw, hier is al hard gewerkt’ en een zwaai waarmee ze haar witte jas uitgooide en zich in haar groene schort werkte, zette ze zich klaar. Ze had nog net de tijd om kort aan haar stagiaire uit te leggen wat ze precies ging doen voordat de volgende wee zich aankondigde. Vanaf het moment dat ik weer begon te persen, herinner ik me slechts flarden. Ik hoor nog de aanmoedigingen van de vroedvrouw en de gynaecoloog – ‘nog, nog, nog … !’ – en ik voel nog de hand van manlief die mijn rug ondersteunde. Ik weet nog dat mijn lijf nog nooit tevoren zo sterk aanvoelde. En dan kwamen plots de woorden: ‘Hier, pak uw kind aan!’

En daar was hij. Een klein schreeuwend pakketje pure perfectie. Het beeld van mijn armen die zich uitstrekten en ons kindje dicht tegen mij aantrokken staat voor altijd op mijn netvlies gebrand. Hoe graag ik hem al bijna negen maanden lang dacht te zien, bleek slechts een fractie te zijn van de liefde die ik op dat moment in elke vezel van mijn lichaam kon voelen. Leon – ja, vanaf dat moment mocht de hele wereld zijn naam weten – werd op mijn borst gelegd en op dat eigenste moment vielen de stukjes van onze puzzel helemaal ineen: vanaf dan waren we een nieuwe wij. Eindelijk waren we een écht gezinnetje …


IVF GOT YOU

In wat lijkt alsof het gisteren was en tegelijk in een ver verleden ligt, begon ons verhaal samen. Hoewel we jarenlang naar jou hebben uitgekeken, is het met momenten werkelijk onwezenlijk dat je nu bij ons bent. Maar je bent er, en je was vanaf onze eerste minuut samen het middelpunt van onze wereld …

Het was 17 januari. Literair gezien zou het gepast zijn moest ik hier beschrijven hoe het weer was die dag, maar die informatie moet ik je jammer genoeg schuldig blijven. Ik was op van de zenuwen, en had enkel oog voor mijn telefoon. We zouden immers een telefoontje krijgen van de embryoloog van het UZA – jouw eerste ‘babysitter’, om het maar even zo te noemen – en zouden we te weten komen of die dag dé dag zou zijn. Een dikke maand eerder waren er drie piepkleine embryo’s in de diepvries gegaan, en die dag zou er – als alles goed verliep – eentje terugkomen naar waar het thuishoorde: in het warme nestje binnenin mijn buik.
Om ongeveer 20 minuten na 9 klonk het geluid van mijn telefoon. Su-per-luid doordat ik het geluid loeihard zette uit het schrik om het telefoontje te missen, maar het was niet dat dat mijn hart even stilzette. Het was het nummer dat verscheen: het nummer van de dienst Reproductieve Geneeskunde van het Universitair Ziekenhuis in Antwerpen. De laborant aan de telefoon klonk opgewekt. Terecht, bleek al snel, want ze mocht goed nieuws brengen. Het embryo dat een aantal uren voordien uit z’n winterslaap werd gehaald, deed het goed. En dat betekende dat we mochten vertrekken. Moesten vertrekken. En wel zo snel mogelijk.
Dolgelukkig belde ik manlief op en bracht ik hem op mijn beurt het goede nieuws. Met tranen in de ogen, want we waren zo blij dat we deze keer al zo ver waren geraakt. Na het korte telefoontje griste de tas die ik de avond voordien al had klaargemaakt van de tafel en checkte voor de misschien wel honderdste keer of de inhoud volledig was. Drinkbus gevuld met water. Check. Zakdoekjes. Check. Paspoort, UZA-kaart, papieren. Check, check en check. Ready to go!
Ik pikte manlief op van zijn werk, en samen zetten we koers richting Edegem. Over de heenroute kan ik je niet meer vertellen dan het feit dat ik me vooral richtte op drinken, drinken en nog meer drinken. De reden daarvoor word je verder in dit verhaal wel duidelijk … Eenmaal aangekomen, bleek dat we op een wel erg druk tijdstip werden verwacht. Waar we anders makkelijk een plaatsje vonden, was nu nergens een vrije parkeerplaats te bespeuren. Ik sprong dus alvast uit de auto en zette een snelle pas richting de ingang van het ziekenhuis in, terwijl manlief ietwat zenuwachtig en lichtjes geïrriteerd door de rij- en parkeerkunsten van zowat alle andere bezoekers van het UZA de zoektocht naar een parkeerplaats voortzette.
Wanneer ik aan de rij stoelen aan het einde van de gang aankwam, kreeg ik niet de kans om me rustig neer te zetten. Het leek wel alsof iemand onze komst had aangekondigd, want van zodra ik de automatische schuifdeur passeerde werd die van binnenuit geopend en weerklonk mijn naam. Terwijl ik met een samenraapsel van woorden – je kunt het nauwelijks een zin noemen – uitlegde dat manlief nog onderweg was, loodste de verpleegster me binnen in de ruimte waar de embryo-transfer zou plaatsvinden. Nadat ze me verzekerde dat ze op mijn wederhelft zouden wachten, kon ik me weer focussen op datgene dat er echt toe deed: de ontmoeting met dat sterke embryo dat de ijstijd had overleefd.
Het duurde niet lang vooraleer manlief ons vervoegde – buiten adem en minstens even zenuwachtig als ik – en nadat er weer heel wat over en weer werd gegooid met namen en geboortedata, werd het labo-luikje geopend. De embryoloog die ik iets meer dan een uur geleden aan de telefoon had gesproken checkte diezelfde namen en geboortedata nog een laatste keer, vertelde nog eens hoe sterk je wel was om je dan aan de dokter door te geven. Je was ini-mini-klein, niet te zien met het blote oog, maar ons hart maakte kleine sprongetjes wetende dat we je zo dadelijk mee naar huis zouden mogen nemen.
De terugplaatsing verliep vlot. Mijn goed gevulde blaas had er vast iets mee te maken (ik zei je dat het nog duidelijk zou worden), maar ik wil vooral geloven dat ook jij je uiterste best deed om alles goed te laten gaan. Van zodra je op je plaats zat, mochten we samen met jou weer naar huis rijden. En oh, wat voelde dat goed. Beter dan ooit tevoren. Ik herinner me dat ik tijdens de terugrit tegen manlief zei: ‘Dit zit goed. Het voelt goed. Dit moét ‘m zijn …’

De dag nadien vierden we feest. Manlief was jarig, dat was sowieso een reden om te vieren. Maar we wilden ook klinken op jou. Op een goede afloop. Of beter nog: op het nieuwe begin, waarvan we hoopten dat jij zou meebrengen. Vanaf het moment dat jij bij mij was, was ik mogelijk zwanger. Ik moest me dus – ook al wisten we nog niet zeker dat je je in mijn buik zou nestelen – gedragen als een zwangere vrouw. Naast de cava werd er dus ook een alcoholvrij alternatief ontkurkt en op de tafel stonden alleen hapjes die preggo-proof waren. Hoewel me dat voordien altijd een dubbel gevoel gaf, dat doen-alsof-ik-zwanger-was terwijl het evengoed op niets kon uitdraaien, voelde ik me er deze keer prima bij. Je zat al een dag in mijn buik, en ik voelde me steeds zekerder van mijn stuk: jij zou voor altijd bij ons blijven. Maar dat zei ik alleen maar tegen manlief. Ik wilde mezelf behoeden voor al te veel overmoed en bovendien wilde ik de rest van de familie niet té veel hoop geven.
In totaal volgden er na deze dag nog negen dagen waarop we alleen maar konden wachten. Het enige wat we konden doen, was hopen dat jij intussen een lekker warm plekje had gevonden om je gezellig in te nestelen. Dat je even goed verder zou groeien als je vlak na je winterslaap in het labo van het UZA had gedaan. En dat je het zo fijn zou vinden in mijn buik, dat je het zou zien zitten om er nog een tijdje te blijven zitten. Terwijl ik het nu typ, lijkt negen een belachelijk klein aantal dagen dat zo voorbij is. Maar op dat moment leken de uren dagen te duren, en de dagen weken. We probeerden ons op ons werk te focussen, maar elke avond in de zetel konden we maar aan één ding denken, over één ding praten: wat zou het resultaat van de zwangerschapstest volgende maandag worden? Zat ons gevoel goed, of zaten we er helemaal naast? Beeldde ik me alleen maar in dat jij je daar volop aan het innestelen was, of was het effectief zo? Het waren helse dagen, waarin we zweefden tussen hoop en wanhoop …
De laatste twee dagen voordat ik naar het ziekenhuis zou moeten voor de zwangerschapstest, hebben manlief en ik elkaar niet gezien. Hij ging naar jaarlijkse traditie op ‘mannenweekend’, terwijl ik het weekend gezellig thuis doorbracht met het hondje. We wisten dat, wanneer we elkaar terug zouden zien, we ‘het telefoontje’ zouden moeten plegen. En dat maakte dat we enerzijds enorm naar ons weerzien maandag uitkeken en er tegelijk toch ook tegenop keken. Het knagende gevoel van wachten, dat was de enige zekerheid die we hadden. Welk gevoel die plaats zou innemen, dat was voorlopig nog een vraagteken.

Maandag 28 januari 2019. Om half negen ’s ochtends meldde ik me al aan in het ziekenhuis van Herentals. Ik kon de hele routine intussen al met m’n ogen dicht doen: de auto parkeren, het parkeerkaartje en de autosleutel netjes wegstoppen in mijn handtas, door de grote draaideur naar binnen, rechtsaf en de trap naar de eerste verdieping nemen, mezelf aanmelden en met de etiketjes in mijn klamme handen naar de verpleegpost van de dienst gynaecologie gaan. Het was maar goed dat ik dat alles met mijn ogen dicht kon, want ook hier hebben de zenuwen gaten in mijn geheugen achtergelaten. Ik weet hoegenaamd niet meer welke verpleegster de naald in mijn arm heeft geprikt om bloed te nemen en wat ze heeft gezegd. Ik weet zelfs niet meer op welke stoel ik zat. Alles wat ik nog weet, is dat ik zei: ‘Je moet mij niet opbellen, ik bel zelf wel voor het resultaat.’ Ik wilde immers samen met manlief het resultaat te weten komen, en wilde niet het risico lopen dat ze me zouden opbellen voor zijn thuiskomst.
Na de bloedname reed ik weer naar huis en probeerde ik me op mijn werk te concentreren. Tevergeefs. Mijn gedachten dwaalden steeds weer af, en ik kon het niet laten om elke paar minuten te checken hoe laat het was. Vanaf elf uur zou het resultaat beschikbaar zijn, en ook rond die tijd zou manlief thuiskomen. Het zekere gevoel dat ik daags voordien nog had, verdween stukje voor stukje met elke seconde die wegtikte en ons daardoor dichter bij het moment van de waarheid bracht …
Om tien over elf reed onze wagen de oprit op, met daarin een echtgenoot die zo mogelijk nog meer zenuwen had dan ik. Hij liet zijn koffers in de auto zitten en kwam meteen naar binnen. Na een kus en een snelle knuffel, besloten we om meteen door de zure appel te bijten. Het nummer van de dienst gynaecologie kende ik intussen uit mijn hoofd. Terwijl de telefoon overging, hoopte ik vurig dat ik deze keer niet naar het wachtmuziekje – waarvan ik elke noot kon meezingen – zou hoeven te luisteren. Elke seconde die wegtikte, was er één te veel. Met een ‘goeiemorgen, raadpleging gynaecologie’ kreeg ik gelukkig meteen iemand aan de lijn. Omdat ik het nieuws, of dat nu goed of slecht zou zijn, graag van de gynaecoloog zelf zou horen, vroeg ik om me door te verbinden. Ook hier werd de telefoon gelukkig meteen opgenomen. Na het aframmelen van mijn naam en geboortedatum, had de dokter al snel het juiste dossier voor haar op het scherm. ‘Dat resultaat is inderdaad binnengekomen, ik heb alleen nog niet de tijd gehad om het te bekijken’
klik
klik

kuch

dubbelklik

(Waarschijnlijk werken de computers in het ziekenhuis sneller dan ik hier doe uitschijnen, maar in onze herinnering ging het echt tergend traag) …

Proficiat, mevrouw! U bent zwanger!
Of ik veronderstel dat ze dat zei. Na ‘proficiat’ heb ik niets meer gehoord. Ik vroeg haar minstens drie keer of ze wel zeker was. Of ze mijn dossier wel voor zich had. Of dat echt wel het resultaat van mijn bloedname was. En ik knikte naar manlief. Ik knikte mezelf bijna een whiplash, terwijl de tranen van geluk over mijn wangen stroomden. Om dan een stortvloed aan dank-u-wels door de telefoon te sturen vooraleer op het rode telefoontje op mijn scherm te duwen. Ik knuffelde manlief haast tot moes, en hij mij. En daar, tussen ons in, daar zat jij. Veilig en wel in mijn buik. In jouw nestje. En daar zou je nog een hele tijd blijven zitten …

IVF GOT THIS | Anticlimax

Vooraleer je aan dit stuk begint, is het belangrijk om te weten dat alles wat ik hierin beschrijf zich in het verleden afspeelt. Eind augustus – begin september, om precies te zijn. Ondertussen ziet onze wereld er anders uit, en onze toekomst heel wat rooskleuriger. Maar om daartoe te komen, moesten we eerst nog een paar hindernissen passeren. Deze anticlimax was er daar slechts eentje van …

Vooraleer je aan dit stuk begint, is het belangrijk om te weten dat alles wat ik hierin beschrijf zich in het verleden afspeelt. Eind augustus – begin september, om precies te zijn. Ondertussen ziet onze wereld er anders uit, en onze toekomst heel wat rooskleuriger. Maar om daartoe te komen, moesten we eerst nog een paar hindernissen passeren. Deze anticlimax was er daar slechts eentje van …

Kort na het kippenvelmoment en de tranen bij de terugplaatsing van ons embryo, gingen we er een weekje tussenuit. Samen met mijn schoonfamilie trokken we naar de Ardennen, waar mijn schoonouders naar jaarlijkse gewoonte een huisje hadden gehuurd. Het deed deugd om alles even los te laten, hoewel er in onze hoofden maar één gedachte was die ons bezighield: wat gebeurde er in mijn buik?
Wie een (of meer) vruchtbaarheidsbehandelingen heeft ondergaan, weet dat die is opgedeeld in verschillende ‘periodes’. Elke periode heeft zo z’n eigen typerende kenmerken. De tijd waarin je je voorbereid op de inseminatie, de pick-up en/of de terugplaatsing, is de periode waarin je meer doet dan je ooit voor mogelijk had gehouden. Je neemt de pil om de hele boel stil te leggen – hoewel dat onlogisch en tegennatuurlijk lijkt in het proces op weg naar een kind – zet alarmpjes op je gsm om elke acht uur een prikkelende spray in je neus te verstuiven, steekt elke dag een naald in je buik (of laat dan doen, in mijn geval, door manlief), en wanneer dat alles achter de rug is gebruik je dezelfde meldingen op je gsm om elke acht uur de pillen om het progesteron op peil te houden in te brengen. Je doet alles om voldoende eicellen te hebben, om een terugplaatsing mogelijk te maken, om die terugplaatsing te vergemakkelijken … Daarna komen de wachtweken. Het woord zegt het zelf: alles wat je dan nog kunt doen is wachten. Als je het zo hoort, lijkt het de rustigste tijd. Niets is minder waar. De wachtweken zijn werkelijk verschrikkelijk. Nadat je een aantal weken alles zelf in de hand had, kun je nu niets anders doen dan alles los te laten en af te wachten. Terwijl je je moet gedragen alsof je zwanger bent – geen alcohol, geen pijnstillers, geen rauw vlees, geen rauwe vis, geen rauwe groenten op restaurant, enzovoort – weet je niet met zekerheid of er daarbinnen daadwerkelijk gebeurt wat er zou moeten gebeuren: het innestelen van het embryo. Je wordt gek, en als dat niet vanzelf gebeurt dan maak je jezelf gek. Je maakt elkaar gek. Je weet niet wat je voelt, wat je zou moeten voelen, wat je niet zou mogen voelen. De dagen lijken geen einde te kennen, waardoor die periode van twaalf dagen een eindeloze mentale kwelling lijkt te zijn.
Op 16 augustus kwam er dan toch een einde aan die ellendige wachtweken. Voor dag en dauw stonden we op om ‘even over en weer te rijden’ naar het UZA. Ik kan je vertellen dat de duur van de twaalf voorbije dagen niets voorstelde tegenover de duur van de autoritten Erézée-Edegem en omgekeerd. Wie me kent, weet dat ik een spraakwaterval ben (soms tot het irritante toe – believe me, I know). Tijdens deze ritten was ik stiller dan ooit tevoren. Ik wist niet wat ik moest denken, laat staan wat ik moest zeggen.
Eenmaal het bloed was afgenomen, reden we terug richting Ardennen. We zouden immers tot in de namiddag moeten wachten op het resultaat, en hadden besloten dat we onze tijd liever zouden vullen met een wandeling in de Ardense bossen in plaats van rond te hangen in Antwerpen, wachtend op het verdict. Wanneer we weer aankwamen in het vakantiehuisje, wilde ik het liefst meteen gaan douchen. Daar hadden we die ochtend de tijd niet voor gehad, en de spanning had ervoor gezorgd dat er al heel wat angstzweet mijn poriën had verlaten. Het zou me deugd doen om alles even – letterlijk – van me af te stromen.
Op de trap rinkelde mijn telefoon. Uren voordat we het resultaat hadden verwacht, verscheen het nummer van de verpleegpost van de dienst Reproductieve Geneeskunde op het scherm. Mijn maag keerde om. Want als ik een verpleegster zou zijn, zou ik eerst alle patiënten met het slechte nieuws opbellen, om af te sluiten met de fijne telefoontjes. En aangezien het telefoontje véél vroeger kwam dan verwacht, kon dit alleen maar slecht nieuws betekenen …
De minuten die volgden op mijn ‘Hallo, met Marlies’ beleefde ik als in een roes. Ik herinner me dat de verpleegster me zei dat ze goed nieuws had. Dat de test positief was. Dat de waarden heel goed waren. En dat ze me graag nog enkele weken wilden opvolgen om na te gaan of het goed zou blijven gaan. En dan tranen. Heel veel tranen. Een knuffel en een kus met manlief die beter voelden dan ooit (zelfs ongedoucht). Geluk in zijn puurste vorm
Iedereen beleefde ons geluk samen met ons. Mijn schoonfamilie viel ons in de armen bij het horen van ons gelukzalige nieuws, en mijn ouders en zus sprongen in de auto en reden richting Ardennen. Er ontstond spontaan één groot feest.
We konden niet anders dan genieten. Echt genieten. Bijna exact twee jaar na onze eerste zwangerschap, konden we eindelijk weer vooruit kijken. Eind april 2019 zouden we eindelijk ons eigen kindje in onze armen kunnen sluiten. We zagen het feit dat de uitgerekende datum zo kort bij de datum van ons eerste kindje lag als een nieuwe kans, en alles behalve een slecht voorteken.

De weken die volgden, waren zalig. We brachten al snel onze vrienden en familie op de hoogte. Niet omdat we ons lieten leiden door impulsiviteit of naïviteit dat alles deze keer sowieso goed zou gaan, maar omdat we al uit ervaring wisten dat als het toch mis zou gaan we de steun van die familie en vrienden nodig zouden hebben. En toch … Toch was er ergens dat gevoel. Het gevoel dat het deze keer wel goed moést komen. Dat we ons deel van het ongeluk nu wel echt zouden hebben gehad.
Jammer genoeg was dat alleen maar een gevoel. Na enkele weken bleek na een bloedcontrole het hCG-gehalte in mijn bloed onvoldoende te zijn gestegen, wat niet veel goeds betekende …
Er volgden heel wat telefoontjes. Een afspraak bij de gynaecoloog. Met als verdict dat onze zwangerschap hoogstwaarschijnlijk weer op een miskraam zou uitdraaien. Na twee weken vol onzekerheid, toonde een volgende controle bij de gynaecoloog aan dat er geen hartslag was. Een hartslag die er wel had moeten zijn, op dat moment. En op een bepaalde manier viel er op dat moment een gewicht van onze schouders. Het voelt niet goed om het zo te zeggen, maar het is wel zo. Er kwam een einde aan de onzekerheid, nu konden we ons focussen op het afscheid. Afscheid nemen van ons tweede kindje, wat iets heel anders bleek te zijn dan het afscheid van ons eerste kindje twee jaar voordien. Het was niet erger, en niet minder erg. Het was niet zwaarder, en niet minder zwaar. Het was gewoon anders. Dat leek me op dat moment raar. Af en toe speelden schuldgevoelens me parten. De ene keer voelde ik me schuldig tegenover ons eerste kindje, de andere keer tegenover ons tweede kindje. Achteraf bekeken is het niet meer dan logisch dat het afscheid nu geen ‘kopie’ was van het afscheid toen. Onze tweede zwangerschap was dan ook geen kopie van de eerste. De weg naar deze zwangerschap was heel anders geweest en de manier waarop er een einde aan kwam was niet te vergelijken. Het resultaat daarentegen was wel hetzelfde: twee gebroken harten, vier lege armen en ontelbaar veel tranen.

Met deze tweede keer kwam er een tragisch einde aan ons hoofdstuk van eerste keren. Ook dit hoofdstuk eindigde in een anticlimax. Hoezeer we ook gehoopt hadden op een ‘happy beginning’, een nieuwe start met ons tweede kindje, het mocht uiteindelijk niet zijn. Maar het einde van een hoofdstuk betekent daarom niet meteen het einde van het verhaal. We besloten al snel om de moed niet op te geven – niet nu we er zo dicht bij waren – en stapten al snel in het volgende hoofdstuk. Er zaten immers nog enkele embryo’tjes in de diepvries …


IVF GOT THIS | May the embryos be ever in your favor

In een vorig deel van ons hoofdstuk van eerste keren vertelde ik je over de pick-up. Het is wel duidelijk dat die een grote indruk op ons had nagelaten – nog steeds trouwens. Gelukkig kreeg ik na de eicelpunctie en het telefoontje de dag nadien even de tijd om te bekomen. Tijd die nodig was. Want zowel emotioneel als fysiek was alles de laatste weken grondig overhoop gegooid. Ik pik het verhaal weer op in de dagen na de punctie, begin augustus.


Laat me eerst even duidelijk stellen dat ik geen kleinzerig type ben. Niet meer. Hoewel ik volgens manlief mijn klep wel eens te hard durf openzetten wanneer het hondje iets te onstuimig knuffelt, klaag ik volgens mij niet snel over pijn. De dagen na de pick-up deed ik dat dus ook niet, hoewel aan de omvang van mijn buik duidelijk te zien was dat er daarbinnen heel wat aan de hand was geweest. Hoe kan het ook anders? Op de plaats waar anders elke maand één eicel rijpt, of in sommige gevallen hoogstens twee, hadden nu wel liefst 11 follikels gezeten. Om je een idee te geven: een follikel heeft vlak voor de eisprong een diameter van een slordige vijfentwintig millimeter. Twee-en-een-halve-centimeter, en dat 11 keer verspreid over de twee eierstokken. Je kunt je wel voorstellen dat die dingen danig hun best hadden moeten doen om dat allemaal gestockeerd te krijgen. Tijdens de pick-up werden ze vervolgens doorboord om de follikels één voor één aan te prikken. Dat gewroet met die naald deed ze evenmin goed. Om een terugplaatsing van een embryo een aantal dagen later mogelijk te maken, was het dus belangrijk dat alles binnenin weer ietwat op z’n plooi kwam.
Op dag 5 werden manlief en ik weer verwacht in het UZA. ’t Is te zeggen, ik werd verwacht, maar manlief ging zoals altijd met me mee. Aangezien koppels die op de ‘gewone’ manier kinderen maken dat samen doen, vinden wij het niet meer dan normaal dat wij dat ook doen. Fysiek was de terugplaatsing geen uitdaging – naast de volle blaas die pas na de transfer geledigd mag worden, geen sinecure voor iemand die door haar MS moeite heeft om die te controleren – maar emotioneel bleek ook deze stap ons weer te verrassen…
De dag voordien begon het al te knagen. De hele resem ‘wat als…’-vragen passeerde meer dan eens de revue. Wat als er maar één embryo overblijft en er niets in de diepvriezer kan? Oh nee, wat als geen enkel embryo het haalt? Wat als mijn blaas niet vol genoeg is (weet ik veel!)? Wat als het enige embryo dat overblijft niet sterk genoeg is? Wat als ik niet voldoende goed hersteld ben? Wat als…? Ik verzeker je: gek word je van dat soort vragen waar niemand op dat moment een antwoord op kan geven. Elke keer mijn telefoon eender welk signaal gaf, stond mijn hart stil uit schrik dat de embryoloog zou bellen met het nieuws dat alle embryo’s het hadden opgegeven en de transfer niet zou doorgaan. En dat dan alles voor niets zou zijn geweest.
Maar dat telefoontje kwam niet, en dus stonden we de volgende dag op tijd op om richting Antwerpen te rijden. Met flesje water bij de hand, want die blaas moest toch vol geraken, zeker (stress!). Veel te vroeg – want zo zijn we dan – kwamen we in het UZA aan, waardoor we naar goede gewoonte nog een koffie met verplichte croissant konden bestellen in de cafetaria. FYI: als je ooit in het UZA komt, de croissants en de cappuccino in de cafetaria zijn aanraders, maar neemt nooit-never-ever koffie van de automaat. Ditmaal ging die croissant net iets minder vlot naar binnen, zenuwen enzo. En ondertussen stond er met alle koffie en water van die ochtend al een redelijk hoge druk op mijn blaas. Nog meer zenuwen, dus.
Bon, een kwartier voor het aan ons zou zijn legden we de inmiddels vertrouwde route naar de dienst voor Reproductieve Geneeskunde af. Na even wachten op twee van de stoelen van dat rijtje aan het einde van de gang ging de schuifdeur open, waarna er ge-mevrouw-Scheveneels-t werd door de vroedvrouw. Dezelfde vroedvrouw van het intakegesprek én de pick-up. Oef. Niet dat een andere vroedvrouw dat niet even goed zou doen allemaal, maar ze had me tijdens het hele traject al zo goed en met de nodige zorg begeleid dat ik blij was om haar terug te zien.
Net als tijdens de pick-up werd het al snel een drukke boel in de ruimte waar de terugplaatsing zou plaatsvinden. Na de vroedvrouw kwam de dokter. En nog een dokter. En om het gezelschap helemaal compleet te maken, schoof het luikje van het labo open, waarlangs de embryoloog ons begroette. Na de nodige formaliteiten waarbij heel wat over en weer wordt gegooid met meneer-en-mevrouw en geboortedatums, kregen we het nieuws dat er één embryo sterk genoeg was om terug te plaatsen en dat er bovendien nog liefst vier embryo’s in de running waren richting diepvriezer. Stresspuntje minder: het was allemaal niet voor niets geweest!
Ik werd klaargemaakt voor de terugplaatsing (met complimenten voor mijn volle blaas – yes!) wat gelukkig heel wat minder omslachtig was dan de voorbereiding van de eicelpunctie, en de embryoloog gaf door het labo-luikje het embryo door. En dát, dat was ontzettend speciaal. Op dat moment zat er in dat buisje dat van embryoloog naar arts wordt doorgegeven een stukje-van-hem-en-mij, om niet veel later naar mijn buik te verhuizen. Die verhuis werd met een uitwendige echo nauwkeurig gevolgd, wat betekent dat manlief en ik weer aan het scherm gekluisterd waren. Ik had er me niet aan verwacht, maar ook hier kwamen weer tranen aan te pas. Nadien kregen we de print van de echo, waarop ons embryo piepklein maar duidelijk te zien was. Kippenvelmomentje.

So far, so good. Nu konden we alleen nog maar afwachten wat het resultaat zou zijn. Om de spanning er al af te halen: ik testte positief. Weer tranen. Jammer genoeg eindigde dit hoofdstuk nog maar eens in een anticlimax. Wederom tranen.
Het wat en hoe van het einde van ons hoofdstuk van eerste keren moet ik je vandaag verschuldigd blijven. Niet omdat ik het nu niet wil of niet kan schrijven, simpelweg omdat ik de tijd nu niet vind. Maar van zodra ik later deze week de tijd weer even de tijd heb, beloof ik je dat ook dat deel van ons IVF-verhaal z’n weg zal vinden naar deze blog.
To be continued…

IVF GOT THIS – the story continues

In wat ondertussen een ver verleden lijkt beloofde ik je het vervolg van ons hoofdstuk van eerste keren. Ik schreef een tijdje niet, en dat om verschillende redenen. De hoofdreden was dat het even niet ging. Ik kreeg geen letter op het scherm. Manlief en ik moesten eerst zelf uitzoeken hoe we na het hoofdstuk van eerste keren – want dat kende ondertussen een einde – verder moesten gaan. Nu we voor het volgende hoofdstuk staan ben ik klaar om ook dat deel van ons leven te delen.

Omdat het een omvangrijk hoofdstuk is, besloot ik om voor een keertje af te wijken van mijn gewoonlijke tekstritme. Ik post de komende dagen stukjes van dit hoofdstuk, zodat alle verschillende stappen die we samen hebben gezet en de emoties die hierbij horen de aandacht krijgen die ze verdienen.


IVF GOT THIS | WE’RE SO EGG-CITED!

Nadat ik een tweetal weken dagelijks mijn buik ontblootte om manlief er een spuit gevuld met hormonen in te laten ploffen en ik drie keer per dag – op de meest onmogelijke momenten – de neusspray in elk neusgat had verstoven, werden we verwacht in het UZA voor de pick-up. De dag voor deze ingreep namen de stemmingswisselingen die de hormonen met zich meebrachten samen met de zenuwen voor de punctie de bovenhand. Ik ging van tranen met tuiten naar I-can-do-this en weer verder naar de volgende huilbui, en dit alles binnen een tijdspanne van 5 minuten. All. Day. Long.

Ik was bang, doodsbenauwd voor wat er de volgende dag komen zou. Hoe kon het ook anders? Tijdens het intakegesprek hadden ze me van naaldje tot draadje uitgelegd wat er zou gaan gebeuren. De woorden in combinatie met de verduidelijkende tekeningen gingen hun doel – mij geruststellen – ver voorbij en hadden me simpelweg nog meer schrik aangejaagd. Waarom, hoor ik je denken? Wel, laat het ons houden op het feit dat er niemand zit te wachten op een naald die door de wand van de vagina en de eierstokken wordt geprikt om zo de lekker-dicht-opeengepakte follikels één voor één aan te prikken en leeg te zuigen. Ik dus ook niet. Zelfs zonder de naaldenfobie die ik sinds het stilstaan van de wereld heb overwonnen keek ik er niet bepaald naar uit.
Met lege maag (nuchter enzo), een klein hartje en een tas vol afleiding in de vorm van kruiswoordpuzzels en tijdschriften stapte ik de dag van de pick-up samen met manlief het daghospitaal van het UZA binnen. Nadat ik me installeerde op de kamer (lees: mijn tijdschriften, kruiswoordpuzzels en balpennen had uitgespreid over het tafeltje naast mijn bed) kwam de verpleegster binnen om een infuus te prikken. Maar ze deed zoveel meer dan dat. De liefste verpleegster ooit, wiens naam mij nog steeds onbekend is, gaf me het enige wat ik op dat moment nodig had: geruststelling. Ze had in het verleden zelf het hele traject waar wij op dat moment middenin zaten meerdere keren doorlopen, en kon me tot in detail vertellen wat me die dag te wachten stond. Wat ze zouden doen. Welke medicatie ik zou krijgen. Hoe het voelt. En oh, wat een heerlijk gewicht viel er van mijn schouders. Niet alles, er bleven nog enkele tientallen kilo’s hangen, maar ik voelde me toch meteen lichter. Het maakte dat ik in de I-can-do-this-stemming bleef hangen, wat na de emotionele rollercoaster de dag voordien meer dan welkom was. Dus, lieve verpleegster, wherever you are: duizendmaal dank!
Doordat de verpleegster me al enorm kon geruststellen, was het tabletje valium dat ik kreeg voordat ik met bed en al richting dienst fertiliteit werd gerold lichtjes overbodig geworden. Ik nam het toch dankbaar aan, want met iedere gang waar de verpleegster mijn bed behendig in zwierde voelde ik mijn hart steeds sneller bonzen in mijn keel. Het ritme van de voetstappen van manlief en de wetenschap dat hij niet van mijn zijde zou wijken waren op dat moment de enige dingen die me lief waren aan de hele situatie waarin we ons bevonden.
Ik werd geparkeerd. Anders kan je het niet noemen. In een hoekje aan het einde van de gang op de dienst urologie bevindt zich een rij stoelen en een gordijntje, die samen moeten doorgaan voor de wachtruimte van de dienst fertiliteit. Klein puntje dat aan verbetering toe is in het UZA als je het mij vraagt. Maar goed, daar stond ik dus geparkeerd, in dat hoekje, achter dat gordijntje. Gezien de rij stoelen zich buiten het gordijntje bevond stond manlief gewoon recht naast mijn bed. Elke keer de schuifdeur vlakbij open schoof, voelde ik me alsof ik weer op die rollercoaster van de dag voordien zat. En wanneer de vrouw waarmee ik de kamer in het daghospitaal deelde aan de andere kant van het gordijntje werd geparkeerd en de verpleegster met een het-is-aan-u-mevrouw de rem van mijn bed afzette en me richting schuifdeur rolde, stond mijn hart haast stil terwijl het tegelijkertijd bijna uit mijn borstkas bonkte. Maar manlief was er, en dat zorgde ervoor dat ik alles met enige rust over me heen liet komen.
De pick-up zelf was bijzonder. Dat klinkt na wat je in de vorige alinea’s las misschien heel onlogisch. De prikken van de verdoving aan beide kanten waren even pittig – geloof me: je wordt écht niet graag geprikt op dié plaats – en ook de prikken van de naald voelde ik wel even, maar daarna was ik letterlijk aan het scherm gekluisterd. Tijdens de pick-up kan je alles wat binnenin gebeurt nauwkeurig volgen aan de hand van het beeld van de echo – jaja, live en al – en ik vond dit alles werkelijk indrukwekkend om te zien. Het moment waarop voor de eerste keer het woord EICEL uit de mond van de laborant kwam, kon ik mijn tranen haast niet bedwingen. Lucky tears deze keer want oef, het was allemaal niet voor niets geweest. Elke keer dit woord weerklonk, maakte mijn hart een sprongetje, goed voor in totaal negen sprongetjes. En nadien heel veel lucky tears.
Het moet hier gezegd worden dat ik het hele team dat me tijdens de pick-up heeft begeleid ongelooflijk dankbaar ben. Ik werd omringd door een team van verpleging, vroedvrouw, dokters en laborant dat naast professioneel ook erg menselijk te werk ging. We kregen een duidelijke uitleg van wat er zou gaan gebeuren bij elke stap die werd gezet. Ik kreeg elke paar minuten de vraag “Gaat het nog?”, afgewisseld met de lieve woorden “U doet het echt goed!” Ik werd met een enthousiast goed-gedaan-mevrouw zelfs gecomplimenteerd met het aantal follikels die ze vlak voor de pick-up zagen op de echo en nadien met het aantal eicellen die de punctie had opgebracht. Dit alles maakte dat ik me deze ervaring, waarvoor ik daags voordien nog angsttranen had gelaten, vooral herinner als beschreven in de vorige alinea: werkelijk heel bijzonder.
En dan kwam dit… De blik van manlief wanneer hij me aankeek na de ingreep. Met tranen in de ogen (ook bij hem waren er lucky tears) zei hij dat hij ontzettend fier op me was. Ja, janken natuurlijk hé. Ik denk dat op dat eigenste moment, met die uitspraak, met die tranen en in dat hoekje achter het gordijntje aan het einde van de gang onze band sterker was dan ooit tevoren.

De dag na de pick-up volgden nog meer tranen van geluk. Met een telefoontje bracht de laborant van het UZA ons op de hoogte van het resultaat van de IVF: wel liefst zes van de negen eicellen waren goed bevrucht. Deze zouden ze een aantal dagen hun ding laten doen, om op dag 5 na de pick-up het sterkste embryo terug te plaatsen.
De volgende dagen deed ik op doktersadvies rustig aan. Niet dat ik anders kon, mijn buik was nog steeds – of was het eerder nog méér – opgeblazen en ontzettend gevoelig. Bij de minste inspanning riepen de pijnscheuten me tot de orde: rusten was de boodschap. Frustrerend, saai, maar nodig om mijn lichaam de nodige rust te gunnen om te herstellen na de punctie. En dat was van groot belang voor de volgende stap…

IVF got this

Ik heb lang getwijfeld om dit stuk te schrijven. Waarom weet ik niet precies. Niet omdat ik me schaam of omdat het een oh-zo-groot geheim is. De tijd was gewoon nog niet rijp, denk ik. Maar nu moet het. De tijd is rijp om dit hoofdstuk van mijn verhaal – ons verhaal – te delen. Het beheerst ons leven op dit moment in die mate dat ik niet anders kan dan er over te schrijven. Om uit te leggen wat het is, wat het doet met mij en met hem, met ons. Omdat het niet zomaar een regeltje of vier, maar ondertussen een heel hoofdstuk is in ons leven samen.

Het is voor wie deze blog al langer leest al wel duidelijk: wij willen doodgraag een kindje. We hebben altijd geweten dat we ooit kinderen zouden willen samen, maar sinds een goeie drie jaar werd onze kinderwens steeds groter. Nadat we onze mooiste dag beleefden begonnen we dan ook vol goede moed – en met veel plezier –  aan dat hoofdstuk van ons leven samen. We keken er zo naar uit: een hoofdstuk vol eerste keren. De eerste kreetjes. De eerste stapjes. De eerste woordjes. De eerste verjaardag. Elke eerste keer zou een hoogdag worden, elke eerste keer zouden we vieren.
Het werd daadwerkelijk een hoofdstuk van eerste keren. Echter niet de eerste keren waarop wij hadden gehoopt. We verloren voor het eerst – hopelijk ook voor het laatst – een kind. We gingen voor het eerst naar een fertiliteitsarts. We ondergingen voor het eerst een vruchtbaarheidsonderzoek. We gingen voor het eerst naar het UZA. De eerste kunstmatige inseminatie. De eerste hormonenspuit.
Tot nu toe liepen al deze eerste keren uit op een zoveelste teleurstelling. Na een half jaar onderzoeken en IUI-behandelingen, volgde een verplichte pauze. De eerste pauze. Na tweeënhalf jaar waren we voor het eerst eventjes niet bezig met het tellen van dagen, het plannen van ziekenhuisbezoekjes en het nemen van vruchtbaarheidsmedicatie. Deze pauze was – hoewel we er eerst tegenop zagen – meer dan welgekomen. Na zes maanden behandeling na behandeling, poging na poging, was het een verademing om ons even niet druk te maken om het hele vruchtbaarheidsverhaal maar om gewoon weer even zorgeloos te genieten van quality time onder ons tweetjes. We konden weer plannen maken op korte termijn – niet vanzelfsprekend tijdens het hele proces met alle ziekenhuisbezoekjes – en konden genieten van een goed glas wijn zonder erbij te hoeven nadenken. Jammer genoeg waren er in die periode op professioneel vlak problemen waarop ik niet gerekend had, waardoor ik niet ten volste kon genieten van deze tijd. Gelukkig nam een weekje Frankrijk met vrienden alle stress weer weg, wat ervoor zorgde dat we ieder apart en samen als koppel weer helemaal klaar waren voor een nieuwe alinea in dit hoofdstuk: IVF.
Voor ons hoofdstuk van eerste keren had ik er wel van gehoord. Ik dacht dat ik wist wat het was, maar in werkelijk wist ik er zo goed als niets van af. Het is meer dan de wetenschappelijke verklaring ervan. Het is meer dan het samenbrengen van mijn eicellen en zijn zaadcellen in een petrischaaltje en het resultaat daarvan weer terug in mijn baarmoeder plaatsen. Nee, de wetenschappelijke uitleg dekt slechts een fractie van wat IVF in realiteit inhoudt.
De afgelopen weken hebben we immers aan den lijve kunnen ondervinden wat het écht is. Het is het proberen te plaatsen van een massa informatie in een hoofd dat er nog niet helemaal klaar voor is (want is het dat ooit?). Het is het verlaten van het ziekenhuis met een boodschappentasje gevuld met medicatie, en plaats maken in je koelkast om alles te stockeren. Het is die knop omdraaien in je hoofd wanneer je aan het begin van het hele traject je eerste anticonceptiepil moet innemen. Het is drie tot vier keer per dag een neusspray gebruiken die ongelooflijk kriebelt en prikt in je neus. Het is het omdraaien van weer een andere knop wanneer manlief het eerste spuitje in je buik prikt om de hormonenkuur te beginnen. Het is het zoeken naar de plekjes op je buik die nog niet te pijnlijk aanvoelen voor de volgende spuit. Het is het zetten van tientallen wekkers op je gsm om alle medicatie op de juiste tijdstippen in te nemen. Het is een opgezette buik – net alsof je zwanger bent, oh de ironie – die al in kramp schiet als je er nog maar naar kijkt. Het is de hele tijd moe zijn. Het is het tranen-met-tuiten-huilen bij de minste emotie die je ziet of voelt of dénkt te voelen of denkt te gaan voelen (jep, moodswings much!). Het is het met een bang hartje uitkijken naar het moment van de pick-up. Het is dat en nog zóveel meer.
Het is voor iedereen anders. Er is geen handleiding die stap voor stap uitlegt hoe je er mee moet omgaan. Want hoewel het traject voor iedereen die er in stapt nagenoeg hetzelfde is, ervaart iedereen het anders. Enerzijds is dat – pardon my French – echt klote, want het zou toch wel handig zijn om vooraf te weten waar ik me precies aan moet verwachten. Anderzijds is dat net goed, want het geeft me naar mijn gevoel de vrijheid om mijn lichaam z’n ding te laten doen zonder in mijn achterhoofd dat stemmetje te hebben dat zegt hoe mijn lijf zich op het ene en het andere moment zou moeten voelen. En dat maakt dat het niet de IVF-weg is die iedereen zomaar bewandelt, maar ONZE weg. Ons verhaal. Of toch een stukje ervan.

Wat het doet met mij? Daar kan ik nu nog niet op antwoorden. Ik zit nu nog middenin het hele traject en heb de pick-up, de terugplaatsing, de wachtweken en het moment van de waarheid nog voor me liggen, elk als torenhoge bergen die ik nog moet zien te overwinnen samen met manlief. Maar wat het doet met ons, dat weet ik al wel. Ook al ligt er nog een hele weg voor ons vooraleer we zijn waar we willen zijn, dit weet ik zeker: het maakt ons sterker. We zijn doorheen dit hele hoofdstuk van eerste keren een sterkere wij geworden. Niet vanzelfsprekend, denk ik. Niet voor iedereen weggelegd, misschien. Maar gelukkig wel realiteit, voor ons.

Ohja, nog even dit. Dit hoofdstuk van eerste keren is nog niet afgelopen. Er moeten nog heel wat alinea’s geschreven worden. Hoe ik ze schrijf en wanneer ik ze schrijf kan ik niet nog niet zeggen. Dat zal afhangen van mijn mood swings en het verdere verloop van het traject. Dát ik ze schrijf wel. Beloofd.

Het leven door mijn MS-bril

Ik kreeg de vraag van de Jongerenwerking van de MS-Liga om de Instagram Stories van hun account een week lang over te nemen. De bedoeling was om de volgers van deze account – vooral jongeren met MS en hun familie, vrienden, … – 7 dagen lang mee te nemen in mijn leven, om zo in beeld weer te geven hoe ik samenleef met MS.
Ik begon er vol goeie moed aan, dacht dat het een makkie zou zijn. Hoe moeilijk kon het zijn, hier en daar een fotootje nemen en voorzien van een woordje uitleg. Maar ik had het onderschat. Niet alleen was het best tijdrovend – ik ken Instagram en heb ook mijn eigen account, maar ben niet zo’n typische Instagrammer die alles op foto vastlegt en met de wereld deelt – maar tegelijkertijd was het ook erg confronterend. Ik stond weer wat meer stil bij dingen die ondertussen een vanzelfsprekendheid zijn geworden en dacht weer harder na bij alles wat niet meer zo vanzelfsprekend is als het vroeger was. Of ik dat erg vond? Nee, niet zo… Het maakte vooral dat ik aan het einde van de week toch wel best fier was over de manier waarop ik mijn leven met MS deel en het tezelfdertijd ook nog steeds leef. Ik word niet geleefd door MS en al wat die met zich meebrengt, maar ik lééf mijn leven zelf. En dat was de belangrijkste en krachtigste boodschap die ik met diegenen die mijn verhaal een week lang volgden kon meegeven, denk ik.
Ik kreeg ook erg fijne reacties. Mensen die in hetzelfde schuitje zitten die me vragen stelden, die ik op mijn beurt beantwoordde vanuit mijn eigen ervaringen. Mensen met MS die bepaalde situaties vooral erg herkenbaar vonden. En mensen met/zonder MS die me complimenteerden met hoe ik met dit alles omga. Hartverwarmend, werkelijk!

Voor wie geen Instagram heeft, geen volger is van de Jongerenwerking van de MS-Liga (doen, zou ik zeggen!) of dit simpelweg heeft gemist en toch even een kijkje in mijn leven wil nemen, speciaal voor jullie: mijn leven door mijn MS-bril gezien. Met uiteraard de nodige uitleg (once a writer, always a writer…).

img_2082img_2127

img_2132img_2133img_2134img_2135img_2136img_2137img_2138img_2141img_2142img_2143img_2147img_2159img_2160img_2161img_2162img_2163img_2164img_2166img_2171img_2172img_2173img_2174

img_2182

img_2185img_2194img_2195img_2196img_2202img_2203img_2204img_2205img_2206img_2210img_2227img_2228img_2229img_2231img_2232img_2233img_2235img_2237

Fall apart, then start again

Een goeie vijf maanden geleden deden we het voor het eerst. ’s Ochtends vroeg stapten we samen in de auto en reden we naar het Universitair Ziekenhuis Antwerpen. Vol spanning parkeerden we de auto op de veel te grote parking en aarzelend zochten we onze weg in het doolhof van gangen van dit veel te grote ziekenhuis. Eenmaal de juiste dienst gevonden zaten we ongemakkelijk te schuifelen op onze stoelen in de geïmproviseerde wachtkamer, wachtend op onze beurt. Wisten wij veel dat dit hele gedoe al snel een routine zou worden, eentje die we nog vaak zouden moeten herhalen…

Elke cyclus verloopt volgens hetzelfde stramien. Van zodra mijn maandstonden zich als ongenode gast aankondigen, hang ik aan de telefoon bij de gynaecoloog. Er wordt geteld en een afspraak vastgelegd. De eerste vier keren kon de eerste afspraak wachten tot dag 10, vanaf de vijfde keer werd ze al vastgelegd op dag 3. Vanaf die vijfde keer begonnen ook de dagelijkse hormooninjecties. Elke avond, ongeacht onze plannen, waar we ook mogen zijn, mag manlief dan rond 20u een spuit met een dosis Menopur in mijn buik ploffen. En dat een negental dagen op rij. Na weer een controle bij de gynaecoloog – soms 2 controles, afhankelijk van de grillen van moeder natuur – krijgen we groen licht voor de volgende spuit. De Pregnyl-spuit, die de timing van de natuur in goede banen moet leiden, wordt voor de verandering niet in mijn buik maar in mijn bil gezet. Dat gaat het petje van manlief lichtjes te boven, dus ik ben dan ook blij dat ik elke keer weer beroep kan doen op een fantastische vriendin die telkens tegen tien uur ’s avonds voor onze deur staat om ons uit de nood te helpen met haar vroedvrouw-skills (jep, zij heeft haar stukje hemel – samen met onze eeuwige dankbaarheid – al dubbel en dik verdiend!).
Tot zover de voorbereiding… Zesendertig uur nadat de Pregnyl werd toegediend worden we verwacht in Edegem. We vertrekken telkens véél te vroeg en komen daardoor ook meestal minstens een half uur voordien aan, wat ervoor zorgt dat we nog rustig de tijd kunnen nemen voor een tas koffie en een croissantje in de cafetaria van het ziekenhuis. Iets voor 10 meldt manlief ons aan op de dienst fertiliteit, en pas tussen 12 en half 1 verlaten we het ziekenhuis weer. Wat in die tijd allemaal gebeurt, is iets tussen de dokter, manlief en mij.
En dan, zou je denken, zit het er op… Niets is minder waar, dan begint het nog maar pas. Het ergste moet dan nog komen: de wachtweken. Gedurende de komende veertien dagen kunnen we – naast drie pilletjes per dag – niets anders doen dan wachten. Wachten en hopen dat er binnenin mijn buik ondertussen iets kleins begint te groeien. Elke dag opnieuw opstaan met net dat beetje extra hoop. Hoop doet leven, dat wordt toch gezegd, en laat leven nét datgene zijn dat we nodig hebben daar binnenin.

De vijf voorbije keren werden die wachtweken telkens afgesloten met diezelfde ongenode gast waarmee de hele rimram begon. Het is een echte party pooper, die met z’n intrede telkens alle beetjes hoop die we de weken voordien bij elkaar hebben gesprokkeld als sneeuw voor de zon doet verdwijnen. Er vloeien tranen – véél tranen – en de hele wereld draait even door zonder ons. Het liefst van al zouden we op dat moment onze koffers willen pakken en vertrekken. Zomaar, even weg van alles, alleen wij en ons verdriet. Maar keer op keer vegen we onze tranen weg, bijten we op onze tanden en draaien we langzaam maar zeker weer mee met de rest van de wereld. Want die ongenode gast kondigt ook een begin aan, het begin van een nieuwe cyclus, een nieuwe kans. Story of our life: fall apart, then start again…

PS: ondertussen zijn de wachtweken van IUI-poging 6 begonnen, dus sprokkelen we weer alle beetjes hoop bij elkaar. Fingers crossed en kaarsjes branden dus…

Difficult roads often lead to beautiful destinations

Hoewel onze wegen elkaar eerder al eens kruisten, begon ons leven samen een goeie twaalf jaar geleden. Manlief en ik hadden tot die tijd elk onze eigen weg bewandeld, maar na die ene kus in het jeugdhuis stond het voor mij vast dat onze wegen niet meer zouden scheiden. En dat is tot op de dag van vandaag nog steeds waar ik – misschien zelfs nog meer dan toen – in geloof. Meer zelfs, onze wegen zijn samengesmolten. Het is er eentje geworden, één weg, die van ons samen.

We hadden ons nooit kunnen inbeelden hoe onze weg zou lopen. Nochtans had ik daar jarenlang een heel duidelijk beeld van. We zouden studeren, onze diploma’s behalen, een job vinden dicht bij het huis van onze dromen, trouwen en als kers op de taart kinderen krijgen. Twee. Een meisje en een jongen, als het even zou kunnen. We fietsten door onze studies heen en bolden op de tonen van Mia langs ons eerste appartementje en ons droomhuis verder in de richting van onze mooiste dag. Soms leek het alsof we in een sportwagen zaten, zo vlot leek alles wel te gaan. Geen hobbels in de weg, geen onverwachte omwegen. Zelfs MS kon – hoeveel moeite die ook deed – ons niet van onze route laten afwijken. Life was good! Na onze mooiste dag schakelden we dan ook naar een hogere versnelling voor het vervolg van de trip of our life.
Wisten wij veel dat er nog een lang parcours vol haarspeldbochten en hindernissen voor ons lag… Nadat de weg in oktober 2016 zelfs tijdelijk volledig onderbroken was en we genoodzaakt waren om weer opnieuw te beginnen waar we een klein jaar voordien waren vertrokken, durfden we niet meer vol op het gaspedaal te duwen. We werden voorzichtiger, berekender, maar waren vastbesloten om niet op te geven. Na weer een dikke tien maanden besloten we om hulp in te roepen. We schakelden onze gynaecologe in die ons de weg zou wijzen naar datgene wat we zo graag wilden. GPS-gewijs, want we hielden zelf het stuur in handen. Met een goede GPS zouden we er wel geraken, daar waren we vast van overtuigd.
Niets was minder waar. Half oktober werd onze route herberekend en verwees onze gynaecologe ons door naar de fertiliteitsarts van hetzelfde ziekenhuis. We waren  genoodzaakt om het stuur uit handen te geven. De enige ritjes die we nu nog zelf ondernemen zijn de ritjes naar de ziekenhuizen, en vanaf daar nemen de dokters het over. Omdat het moet, niet omdat we willen. Het zijn geen sit-back-and-relax uitjes, dat kan ik je wel vertellen. Het weegt. We weten vaak niet wat de datum is, maar kunnen wel op élk moment zeggen de hoeveelste dag van mijn cyclus het is. We tellen niet meer met maanden, maar met cyclussen. We leven van doktersafspraak tot doktersafspraak. Het beheerst ons hele leven.
Ondertussen worden we ingehaald. Het lijkt wel alsof iedereen ons moeiteloos voorbij zoeft. De zwangerschaps- en geboorteaankondigingen volgen zich in sneltempo op, als megasize-billboards langs onze weg. De ene keer rijden we er snel voorbij, de andere keer zetten we ons even aan de kant om onze tranen de vrije loop te laten. Stiekem, zonder dat de mensen rondom ons het zien. Want we gunnen iedereen dat grote geluk van een eigen gezinnetje. Ik voel me vaak schuldig. Ik wil niet dat anderen merken dat we het moeilijk hebben met iets wat een ander zo gelukkig maakt. Ik ben egoïstischer geworden, een eigenschap waar ik niet trots op ben maar wel eentje die nodig is om door te blijven gaan.
Het doet pijn, ook al willen we dat niet, om iedereen te zien op de ene plaats waar wij graag zouden willen zijn. We zouden werkelijk alles geven om er te geraken, want het lijkt me een heerlijke plaats. En zeg me niet dat er ook nadelen zijn, want die preek heb ik al vaak moeten aanhoren. Geloof me wanneer ik zeg dat alles over zou hebben voor 9 maanden ochtendmisselijkheid gevolgd door slapeloze nachten en vermoeiende dagen, kakpampers en huilconcerten. Zeg me alsjeblieft nooit (meer): “Wacht maar tot je zelf kinderen hebt!” Want wachten is alles wat we op dit moment kunnen doen.

Onze weg, die er een dikke 12 jaar geleden zo mooi en veelbelovend uit zag, ziet er in geen enkel opzicht uit zoals ik me hem had voorgesteld. Het is een hobbelig parcours vol onvoorspelbare bochten en omleidingen geworden. En weet je wat? Het is kak!
Gelukkig is er één iets dat na al die tijd nog exact hetzelfde is, en dat is dat ik die weg nog steeds samen met manlief afleg. Elk hobbeltje, elke bocht, elke onverwachte stop en elke omleiding hebben we samen doorstaan. En dat is wat me nog elke dag doet geloven in een goede afloop. Hoe moeilijk onze weg ook is, ik ben er vast van overtuigd dat we er na dit helse parcours zullen geraken en dat er een mooie toekomst is weggelegd voor ons, met ons eigen kleine gezinnetje.

 

 

Because maybe, you’re gonna be the one that saves me

Beste nieuw jaar. Liefste tweeduizend achttien. Ik schrijf je een brief. Geen nieuwjaarsbrief, daarvoor ben je al net-niet-nieuw-genoeg meer. Gewoon, een brief. Om je te vertellen wat jij in jouw 27-dagen-korte leventje al in je me hebt losgemaakt. En om je iets te vragen.

Jouw voorgangers hebben me geen goed gedaan. Vooral tweeduizend zeventien was er eentje met meer downs dan ups. Ik voelde me dan ook echt niet goed in mijn vel de laatste maanden. Vermoeidheid maakte zich meer en meer meester van mijn lichaam en doemdenkerij nestelde zich in mijn hoofd. Het zat me niet mee, het zat ons niet mee, en dat heeft z’n sporen nagelaten. Sporen in mijn lijf, in mijn gedachten en in mijn hart.
Het liet ook z’n sporen na op mijn blog. Of beter gezegd: geen sporen, ik schitterde vooral door afwezigheid. Want wat kon ik schrijven? Dat er met periodes dagelijks tranen waren voor wat er niet was? Dat ik me ellendig voelde? Dat ik me steeds weer afvroeg wanneer ik een antwoord zou krijgen op de eeuwige “waarom”-vraag? Zelfbeklag en zelfmedelijden staan me niet, dus liet ik het schrijven achterwege.
Jouw voorgangers zorgden ervoor dat ik bij het naderen van jou als shiny new year niet meer durfde geloven in de nieuwe start die jij met je zou meebrengen. Jaar na jaar geloofde ik er in, en jaar na jaar werd ik teleurgesteld. Dus besloot ik begin december van het vorige jaar al dat weer zo’n nieuw jaar niet bijzonder of speciaal was. Maar oh, wat heb ik me daar vergist. Van zodra je er was, werd het immers al snel duidelijk dat jij wel eens dat ene jaar zou kunnen zijn. Dat jaar waarin alles anders wordt, in alle mogelijke opzichten. Dat jaar waar ik al jarenlang naar uitkijk.
Je staat nog maar in je kinderschoenen, tweeduizend achttien, en toch maakte je al heel wat in me los. Eerst liet je me springen. Ik waagde een grote sprong, zo eentje met kriebels in de buik. Ondertussen werd het me duidelijk dat die sprong geen dag te vroeg kwam. Dat het tijd was om die sprong te wagen. En waar ik uiteindelijk terecht kom? Dat zie ik dan wel weer. Wat ik wel weet is dat het sowieso op mijn spreekwoordelijke pootjes zal zijn, hoe dan ook. Want als er iets is dat jouw voorgangers me hebben geleerd, is het dat wel.
Na de grote sprong liet je me hakken. Een knoop die al een paar maanden in de weg zat werd doorgehakt. Het is één van de meest egoïstische dingen die ik ooit deed – of zo voelt het toch – maar het moest. Ik moet er nog aan wennen, aan die knoop die ik onverbiddelijk heb doorgehakt. Enerzijds doet het deugd dat hij niet meer in de weg ligt, anderzijds voel ik me schuldig omdat het doorhakken van die knoop ook gevolgen heeft voor de mensen rondom mij. Maar ik weet waarvoor ik het deed, en dat dat dubbele gevoel snel zal verdwijnen wanneer het uiteindelijke doel wordt bereikt.
Het feit dat jij me in die kleine maand al dingen liet doen die ik maandenlang (misschien zelfs jarenlang) niet voor mogelijk hield, maakt dat ik je steeds leuker ga vinden, tweeduizend achttien. Je bent anders dan de vorige jaren, dat is me alvast duidelijk.

Dus wil ik je iets vragen, lief jaar. Wil je me blijven verrassen? Wil je dat ene jaar worden? Je weet wel, dat jaar dat ook wel eens “mijn jaar” wordt genoemd. Ik kan het gebruiken, dat soort jaar. En aangezien ik je nu al leuk vind, ben jij het ideale jaar om die rol te vervullen, denk je ook niet? Want jij zou wel eens dat jaar kunnen zijn dat me weer wat meer “ik” kan maken. Het jaar dat me, na de ravage die jouw voorgangers hebben aangericht, zal redden…

Ik kijk er alvast naar uit!
Veel liefs,
M.

PS: als je dan toch bezig bent, gooi je er dan als het even kan een paar nieuwe M’etjes bij? Van die M’etjes waar ik blij van wordt, voor de verandering. Daar wacht ik al even op. Alvast bedankt!