Life isn’t about waiting for the storm to pass – it’s about learning how to dance in the rain

Sinds maart 2015 draait mijn wereld anders. Ik voel me alsof ik dag in – dag uit, elke dag opnieuw, middenin een storm zit. Een storm waarbij rukwinden, regenbuien, donderslagen en bliksemschichten in sneltempo kunnen afwisselen met perioden van geleidelijke opklaringen. ’s Ochtends zus, ’s avonds zo. Ik word er soms knettergek van. Ik heb lange tijd gewacht. Gewacht totdat de storm zou gaan liggen, verscholen onder een gigantische paraplu. Ondertussen weet ik wel beter. Deze storm zal nooit overwaaien. Wachten haalt niets uit, dat heb ik al geprobeerd, en negeren ook niet. De enige optie die overbleef was om de storm te trotseren. Stap voor stap ontdek ik, leer ik, hoe ik overeind kan blijven.

Ik heb een doos. Jep, een doos. Zo eentje met 21 vakjes: 7 dagen – ochtend, middag, avond. Ik zou ze niet trendy noemen, maar ze is alleszins kleurrijk. In de doos zitten mijn pilletjes, al even bontgekleurd. Het lijkt iets stoms, zo’n doos. Maar ik heb ze nodig. Ik nam nooit, never, jamais medicatie. Zelfs bij hoofdpijn wachtte ik liever af tot die vanzelf weer over ging, in plaats van een pijnstiller te nemen. Nu moet ik elke ochtend en avond mijn medicatie innemen, en mag ik bovendien niet vergeten 1 keer per week mijn capsules vitamine D en B12 te consumeren. Zonder mijn doos vergeet ik dit alles. Niet met opzet, écht vergeten. Ik heb ze dus nodig. En het lijkt banaal, maar het was potverdikke een grote stap, die doos.
Ik heb een dagplanner. Lijkt nu niet echt iets baanbrekend, maar mijn planner gaat net een stapje verder dan de gewone agenda waarmee ik voor het losbreken van mijn storm mijn dagen plande. Van maandag tot vrijdag is mijn dag puntje voor puntje uitgestippeld: wat ik moet kopiëren voor de eerste bel gaat, wat ik moet klaarleggen in de klas, wat ik wanneer moet ophalen, welke telefoontjes ik wanneer moet plegen, welke ouders ik moet aanspreken aan de poort, welke huistaken ik moet meegeven aan het einde van de dag, wat ik na schooltijd doe, … Wat ik niet vooraf plan, gaat verloren in de storm in mijn hoofd. Ik moét op papier zien staan welke to do’s ik heb, of ik vergeet sowieso wel iets.
Ik heb een kinesist. Ja, die had ik al, ik ben er ondertussen ook mee getrouwd. Maar naast het feit dat ik ‘m héb, moet ik er nu ook echt naartoe. Twee keer per week nog wel. Telkens een half uurtje kracht- en evenwichtsoefeningen doen. “Oh leuk, getrouwd met je kinesist!” – en ja, dat is ook zo. Of mijn kine – aka de hubby – dat wel zo fijn vind is nog maar de vraag. Ik ben namelijk niet de makkelijkste patiënt vind hij, wat ik me perfect kan voorstellen. “Oh, handig! Goedkoop, getrouwd zijn met je kinesist!” – wel nee, dat is niet zo… Manlief werkt in een groepspraktijk, waar natuurlijk ook centjes moeten binnenkomen. Met vriendendiensten – of in dit geval echtgenotendiensten – worden geen rekeningen betaald. Dus krijg ik elke zoveel beurten de rekening gepresenteerd voor bewezen diensten, wat toch steeds een flinke hap uit het budget is. Gelukkig bestaat er zoiets als E-pathologie, wat betekent dat ik onbeperkt naar de kine mag (op voorschrift van de dokter uiteraard) en dat ik hierbij recht heb op een verhoogde terugbetaling van het ziekenfonds. En dat is niet enkel handig, maar noodzakelijk. Leven op zich is al duur de dag van vandaag, dus met mijn ongewenste levenspartner erbij zou het zonder tussenkomst van het ziekenfonds onbetaalbaar worden.
Ik ben geen fulltime juf meer. Of toch niet meer vanaf 1 september. Slik. Dit is zonder twijfel de stap die het moeilijkst was om te zetten. Na mijn verblijf in kamer 458 in het AZ Herentals werkte ik ook even halftijds, maar dat was tijdelijk. En zo was dat ook in mijn hoofd: even halftijds werken, om me daarna weer volledig – fulltime – in mijn werk als juf te smijten. Dat deed ik ook, vorig schooljaar. Geen succes. Chaos alom in mijn hoofd, die de storm alleen maar aanwakkerde. Ook mijn lichaam protesteerde, ’s avonds was ik leeg, geen fut meer om te sporten of andere hobby’s. Vermoeide benen, lagerugpijn. Nee, zo kon het niet verder, dat voelde ik zelf ook. Toch was het nodig dat de artsen in de MS-kliniek me dit ook even uitlegden. Om te beseffen dat het écht nodig was om wat rustiger aan te doen. Omwille van de bevestiging: oké, het zit niet tussen m’n twee oren. En om me uit te leggen dat dit geen financiële ramp met zich zou meebrengen, in “mijn geval” zouden er wel enkele mogelijkheden zijn. Want begrijp me niet verkeerd, het is me niet puur om het geld te doen, maar als pasgetrouwd koppel met een lopende lening om onze home sweet home af te betalen én met een kinderwens draaien we elke euro drie keer om vooraleer we hem uitgeven. Om dan terug te vallen op minder loon, al zou het misschien maar 200 à 300 euro zijn, da’s niet vanzelfsprekend – zij het niet onmogelijk. de VDAB voorziet gelukkig een premie: de Vlaamse Ondersteuningspremie, afgekort de VOP. Kort samengevat: voor de uren waarin je vrijgesteld wordt van je werk, krijgt je werkgever een premie waarmee iemand anders ingezet kan worden. Je behoudt je fulltime contract en hiermee dus ook je volledig loon. Natuurlijk moest deze premie aangevraagd worden met een verslag van mijn neurologe in de MS-kliniek, maar al bij al was dit al snel in kannen en kruiken. En maar goed ook, anders zou ik te veel tijd hebben gehad om er over na te denken en had ik het hele proces waarschijnlijk halfweg afgebroken. Want halftijds werken “voor even” vond ik niet zo erg, daarbij had ik nog steeds het vooruitzicht om terug voltijds voor de klas te staan. Maar deze beslissing is definitief. Ik sta nog voor een lange weg met MS in mijn lijf, en moet “nu al” afbouwen. Slik, nog maar eens. En dat zal niet de laatste keer zijn geweest. Maar het moet, voor mijn lijf, voor de chaos in mijn hoofd, om overeind te blijven in de storm.
Ik heb de hubby, en niet enkel als kine. Maar ook als windscherm tegen de rukwinden die de storm met zich meebrengt, als afdak dat me beschermt tegen de stortbuien, en als bliksemafleider wanneer de bliksemschichten me om de oren vliegen. Mijn persoonlijke chauffeur wanneer ik naar het ziekenhuis moet. Mijn therapeut na een consultatie. Mijn sprekende medische encyclopedie wanneer ik de termen waarmee de artsen jongleren tijdens een gesprek niet begrijp. Mijn steun en toeverlaat. Mijn betere (gezondheids-gewijs ook letterlijk) helft. De levenspartner waarvoor ik wél koos, en die ook voor mij koos. Ik heb familie. Vrienden. Framily, noemen ze dat tegenwoordig op sociale media. En oh, wat ben ik blij met mijn grote framily! Ook zij weten precies wanneer er weer een stortbui aan de gang is en staan steeds paraat om me te laten schuilen onder hun paraplu. Wat zeggen ze? All you need is love?

Ik heb MS. Ja, dat ook. Mijn ongewenste partner die houdt van een stormachtig leven. Een partner die vastbesloten is om de rest van z’n leven met mij te delen. Dus ik heb het opgegeven, het wachten. Mijn storm zal nooit overwaaien, dus ik kan er maar beter zo goed en zo kwaad als het kan doorheen wandelen. Het lukt me al aardig. Ik blijf steeds beter overeind, leer stilaan hoe ik ook van een wandeling in de storm kan genieten. En soms, met hulp van de hubby en mijn framily, kan er zelfs een danspasje van af. Nog niet zo uitgelaten als de dansende bende in de clip van “It’s raining men”, maar ik kom er wel. Niet omdat het moet, maar omdat ik het wíl.

PS: Ik schreef deze blogpost op vraag van http://www.scouters.nl, een non-profit organisatie voor mensen met een lichamelijke beperking. Zeker een bezoekje waard!