Everything has changed and yet, I am more me than I’ve ever been

1 jaar. Exact zo lang is MS al in mijn leven. Hoewel hij al langer in mijn lijf zat, zal 4 maart 2015 voor eeuwig en altijd in mijn geheugen gegrift staan als de dag dat MS zich in mijn leven binnendrong. Want op die dag, rond een uur of 10, liet die ene uitspraak van de neuroloog in het ziekenhuis mijn wereld stilstaan. En wanneer die weer begon te draaien, leek er niets te zijn veranderd – en toch was niets nog hetzelfde. Lucky us, we mochten onze “verjaardag” meteen vieren gisteren, MS en ik. We werden verwacht in de MS-kliniek om kennis te maken met het hele backup-team. Op dat hele team kom ik in een volgende post terug, niet dat ze onbelangrijk zijn – integendeel! – maar ze doen in dit deel van mijn verhaal even niet ter zake. Ik wil slechts 1 vraag, 1 gesprek uit deze dag pikken. Een vraag die me aan het denken heeft gezegd, die me tot enkele toch wel heel belangrijke inzichten heeft doen komen.

“Hoe is het om iemand met MS te zijn?”
Mond vol tanden. Gestamel. “Euh…” Goh, daar had ik nog nooit op die manier over nagedacht. Ik wisselde enkele blikken met de hubby, die hier ook geen antwoord op wist. Natuurlijk niet, logisch ook. Maar ergens hoopte ik dat hij het wist. Want ik wist het niet. Dacht ik. En toch kwamen opeens de woorden vanzelf.
Het maakt dat ik beter kan relativeren. Dat kan ik nu beter dan ooit. Voordat MS zich met mijn leven moeide, kon ik me in werkelijk elke pietluttigheid opwinden. Ik was ongelooflijk perfectionistisch en verwachtte dat alles steeds verliep volgens mijn plan. Was dat niet zo, dan was het in Kempense termen gezegd “dikken ambras”. Ik viel over elk detail dat niet naar mijn zin was, en maakte me dik in dingen die ik zelf niet in de hand had. Dat wil ik nu niet meer. Nee, dat is niet helemaal juist. Ik kán het niet meer. Ik kan me niet meer opjagen in een discussie tussen collega’s, waar ik uiteindelijk niets mee te maken heb. Ik kan me niet meer druk maken om de weekendplannen die voor de zoveelste keer veranderen, we zien wel waar we terechtkomen en wat we gaan doen. Ik kan me niet meer frustreren in een blaadje dat niet recht geknipt is of dat niet gelamineerd is voordat ik het mijn zesdeklassers in hun handen geef. Al die kleine dingen, frustraties, irritaties, … Ze kunnen mijn dag niet meer om zeep helpen. Over het algemeen dan toch. Soms laat mijn nieuw verworven vermogen om te relativeren het even afweten en laat ik me weer even helemaal opslokken. Vooral als het om werkgerelateerde frustraties gaat durf ik me nog wel eens laten vangen. Maar uiteindelijk kan het optimisme dat me een jaar geleden overkwam mijn relativeringsvermogen altijd wel weer terug wakker schudden, en kan mijn gezond verstand het meestal winnen van het stresskonijn in mij.
Ik kijk voorzichtiger naar de toekomst. Wil dat zeggen dat ik niet meer droom? Dat ik geen plannen meer maak? Nee. Integendeel, ik maak meer plannen dan voor mijn relatie met MS. Andere plannen. Plannen voor mij, voor de hubby, voor ons. Plannen voor ooit, op een niet bepaald tijdstip, maar voor wanneer het kan of wanneer het ons uitkomt. En ik realiseer me daarbij altijd dat die plannen kunnen veranderen, of uitgesteld kunnen worden.
Ik geniet meer van kleine dingen. Dingen die vroeger vanzelfsprekend waren, zijn dat nu niet meer. Ik geniet van elke wandeling die ik maak met de hubby en het hondje, van elk gezellig avondje voor de tv, van elke date met vrienden, van elk etentje met mijn familie, van elke geslaagde les in de klas, … Ik geniet bewuster van de kleine dingen die het leven de moeite waard maken. Ik besef nu wat ik allemaal heb, dat ik het geluk heb dat ik omringd ben door een fantastische familie en geweldige vrienden die altijd voor me klaarstaan. En dat maakt me ontzettend dankbaar.
Het maakt dat ik meer naar mijn lichaam ben gaan luisteren. Een lichaam heeft een grens, en wanneer je die grens overschrijdt schreeuwt je lichaam het uit totdat je weer een stapje terug hebt gezet. Vroeger ging ik regelmatig over die grens, en het schreeuwen nam ik er dan maar bij. Mijn lijf moest al behoorlijk gaan krijsen vooraleer ik een klein stapje terug zette. Ik besef nu dat dat niet meer kan. Ik tast de grenzen van mijn lichaam wel af, en probeer deze stukje voor stukje – onder het toeziend oog van de dokters en kinesist – steeds een beetje te verleggen. Maar van zodra ik er met mijn dikke teen durf over te gaan, verheft mijn lichaam z’n stem al. En in tegenstelling tot vroeger luister ik dan naar wat mijn lijf me wil vertellen.
Ik heb een nieuw woord geleerd: nee. Kende ik vroeger niet. Extra vergaderingen? Oké! Affiches maken voor het schoolfeest? Geen probleem! Refterbewaking? Nabewaking? Doe ik wel! Ook al had ik mijn grens bereikt, of was ik er al vér over, ik kon geen nee zeggen. Ik kon niets uit handen geven en deed nog het liefst alles zelf. Hulp aannemen deed ik niet, laat staan vragen. Dat is nu helemaal anders. Wanneer ik voel dat ik over mijn grens ga, zeg ik nee. Wanneer ik iets niet gedaan krijg, vraag ik hulp. Ik heb hierbij nog wel de drang om me tegenover iedereen te gaan verantwoorden, terwijl dat eigenlijk in veel gevallen niet nodig is. En ik heb het geluk dat iedereen in mijn omgeving – zowel privé als professioneel – hier steeds begrip voor heeft.
“Dat klinkt allemaal best positief?” Ik knik. Ja. En dan moet ik toegeven. Nee, er zijn ook moeilijke momenten. Momenten waarop de tranen komen, en blijven komen. Momenten waarop ik de hubby gewoon wil vastpakken, en gewoon even niets zeggen. Even niet praten. Even vergeten. Dan wil ik gewoon dat hij zegt dat ik er niet alleen voor sta. En dan gaat het weer. Maar dat heb ik allemaal niet zo gezegd. Gewoon toegeven dat er ook momenten zijn waarop het minder goed gaat, vond ik al een hele stap. Ik zou niet willen dat MS het gevoel heeft dat-ie de bovenhand begint te krijgen. Dat nooit.

1 jaar. Ik ben al één heel jaar “iemand met MS”. Het lijkt zo onwerkelijk lang, en tegelijk ongelooflijk kort. In dat ene jaar is er zo ontzettend veel gebeurd, ben ik op zo veel vlakken veranderd. MS heeft me veranderd, maar niet in de zin die ik zelf ooit van me zou hebben verwacht. Het heeft me beter gemaakt. Of nee, beter is niet het juiste woord… Sterker. MS heeft me sterker gemaakt. Begrijp me niet verkeerd, ik ben alles behalve blij dat MS zich in mijn leven heeft binnengedrongen en te pas en te onpas de touwtjes uit m’n handen rukt. Maar ik sta veel bewuster in het leven nu. Mijn leven. Ondanks het feit dat ik niet meer ben wie ik eerst was, ben ik meer mezelf dan ik ooit was. Ondanks MS – niet dankzij, die eer is MS niet waard – ben ik nu meer dan ooit M.